‘Er schuilt wel een missionaris in me; die openbaart zich in de stijlpastoor én in de basketbaltrainer’

Foto Frank Ruiter

Stijlspecialist Arno Kantelberg (50) schreef een boek over schrijvers en hun uitdossing. De Brabantse Amsterdammer verkiest Mulisch boven Deelder.

Arno Kantelberg Beeld Frank Ruiter

Esquire, Men’s Health of National Geographic?

‘Niets ten nadele van de andere titels, maar Esquire natuurlijk! Vanaf mijn 20ste lees ik de Amerikaanse editie en sinds ik hoofdredacteur werd, vijftien jaar geleden, is er een hechte band. Ik lees alle stukken, schrijf vaak de coverinterviews en natuurlijk de hoofdredactionele column. Daarnaast zie ik erop toe dat het magazine steeds een stijlvol ontwerp krijgt. Elke uitgave is in principe een variatie van hetzelfde, succesvolle recept, met stijl, carrière, interviews en entertainment als ingrediënten. Maar ik probeer er elke keer de beste versie van te maken. Als jij wekelijks babi pangang maakt, wil je het toch ook steeds opnieuw lekker maken?

‘Drie titels managen is inderdaad erg druk. Ik fiets nu heen en weer tussen de twee locaties van onze uitgeverij. Ik hoop meer rust te vinden, wanneer we met de gehele uitgeverij verhuizen naar een nieuwe locatie in de stad.’

Gemert of Amsterdam?

Op licht joelende toon: ‘Gééémèèèrt. Je stelt deze vraag vaker, neem ik aan? Is er überhaupt ooit iemand die Amsterdam kiest? In Gemert heb ik mijn vormende jaren beleefd. Het is het dorp van mijn moeder, mijn eerste vriendinnetje, mijn eerste basketbalcoach, mijn leraar geschiedenis. Daar denk ik met liefde aan terug. Maar soms spoken er andere echo’s van dat verleden door mijn hoofd. De herfstige dinsdagen waarop ik door lege straten terugfietste van school naar huis. De zondagen in een katholiek boerendorp. Avontuur was er weinig te beleven. Als ik er over nadenk, vind ik Amsterdam inderdaad leuker. Hier heb ik mijn koffiehuis aan de overkant, waar het altijd gezellig druk is. Toch heb ik me altijd verbaasd over al die jongens en meisjes uit dorpen die de grote stad krampachtig omarmen en bij wijze van spreken roepen: ‘Ik kan geen dag zonder de Westertoren!’ Het Maria Goos-syndroom. Dat heb ik niet.

‘Ik kom uit een bijstandsgezin. Mijn vader is op jonge leeftijd overleden en mijn oudere broer en ik groeiden alleen met alleen onze moeder op. Van internet hadden we nog niet gehoord en thuis hadden we vijf boeken: Het Aanzien van 19691971, 19721973 en 1975. 1974 ontbrak, om de een of andere reden. Die boeken verslond ik. Ze waren mijn venster op de wereld en een lange tijd kon ik je precies vertellen welke obscure historische gebeurtenis op welke datum plaatsvond. In strips en tv-series zag ik journalisten, dat leek me zo’n mooi Pietje Bell-achtig bestaan: met een blocnote in de hand de wereld ontdekken. Mijn grootste ambitie was echter om gewoon goede stukjes te schrijven. Ik had geen vergezichten in mijn hoofd.

‘Of ik weer in Gemert zou kunnen wonen? Misschien wel halverwege. Den Bosch, ofzo? Mijn dochter en mijn zoons krijgen wel een Surinaams-Brabantse opvoeding (Kantelbergs vrouw komt uit Suriname, red.). Worstenbroodjes en kousenband.’

Planet or plastic?

‘Ah ja. Dat was de tekst op de cover van de best verkochte National Geographic dit jaar. Op de coverfoto dreef een plastic zakje in de oceaan. Doordat er ingezoomd was, leek het net een ijsberg. Een verontrustend, maar door de compositie ook esthetisch beeld. Ik denk dat het daarom zo goed verkocht. Het sprak tot de verbeelding.

‘Ik kan natuurlijk niet voor plastic kiezen. Bij de National Geographic overpeinzen we op verschillende manieren onze impact op het milieu. Het recyclenbare folietje om de magazines wordt binnenkort vervangen door papier. Het is waar, in de National Geographic Traveler, het reismagazine van National Geographic, prijzen we vervuilende vliegreizen aan. Reizen vind ik echter cruciaal. Reizen is de wereld ontdekken en leren appreciëren, het helpt je context te geven aan het bestaan in Nederland. Maar het is zaak om verstandig te reizen. Ga niet voor een dagje shoppen op en neer naar Barcelona of Londen. Neem de trein, wanneer het kan.

‘Treinreizen zullen we nadrukkelijk meer gaan aanprijzen. Daarnaast verschijnt er binnenkort een artikel van onderzoeksjournalist Bart Crezee, dat licht werpt op de vraag of het überhaupt zoden aan de dijk zet om je vliegreizen te compenseren. De conclusie is dat het het beste zou zijn om binnen te blijven en niets te doen. Maar dat is onrealistisch. Daarom geeft de auteur wat realistischer tips, voor mensen die wel willen reizen maar ook aan het milieu denken.’

Basketbalcoach of stijlpastoor?

‘Basketballoach! Veertien jaar coach ik al 2 à 3 keer in de week jongens tussen de 10 en 18 jaar.  In het weekeinde spelen we een wedstrijd. Twee keer ben ik met mijn team Nederlands kampioen geworden. En geen onderbond hè, mind you. Hoe ik daarin ben beland? Mijn beide zonen spelen basketbal en zelf speelde ik vroeger ook. Ik geniet ervan die jongens,  vaak echte schoffies, te kneden. De titel stijlpastoor is me ooit gegeven, omdat ik mijn ongezouten mening geef over de kleding van bekende Nederlanders. Het is een rol die ik met plezier speel, onder andere elke zaterdag in het Volkskrant Magazine. Maar je kunt me niet gelukkiger maken dan wanneer je me op een sportveld zet met een groep jongeren. Er schuilt denk ik wel een missionaris in me, die zich zowel als basketbaltrainer als stijlpastoor openbaart.’

Regels of improviseren?

‘Improviseren. Regels zijn alleen maar leuk als je ermee kunt breken. Ik ben zelf altijd wel een beetje opstandig geweest. Maar ik ontken niet dat regels prettig zijn om houvast te bieden. Bij basketbal zijn er ook veel regels: netjes elkaar de hand geven, op tijd komen. Daar moeten de jongens zich ook echt aan houden. Echter, als we het over stijl hebben, dan zou het wel fijn zijn als de Nederlandse man bepaalde regels zou kennen. Vandaag de dag leert een jongeman bijvoorbeeld niet meer van zijn vader hoe hij een stropdas moet strikken, zoals ooit wel het geval was. Die kentering komt door de jaren zestig en zeventig, toen alle regels overboord moesten. Maar dat maakt dat de man nu van ver moet komen en vaak geen enkele houvast heeft in het ontwikkelen van een eigen kledingstijl.

‘Een stijlregel die ik het belangrijkst vind? Dat de mouwen van mijn overhemd onder mijn jasje uit komen. Als ik dat niet doe, voelt het bijna alsof ik naakt rondloop.’

Naar huis op de bakfiets of met een vrouw die cigarillo’s rookt?

‘Dit is het raarste dilemma dat ik ooit heb gehoord. O! Het zijn citaten uit de Esquire-scheurkalender van vorig jaar. In de kalender stond bij elke datum een regel voor mannen. Zoals: ‘Een bakfiets is voor niemand leuk’ of ‘Ga nooit met een vrouw naar huis die cigarillo’s rookt’. Vooral om te lachen natuurlijk. Van de bakfiets moet ik niets hebben. Het is de GroenLinks-Hummer van de Amsterdamse binnenstad, die iedereen in de weg staat. Dan kies ik de vrouw met een cigarillo. Dat wordt misschien nog een leuk avontuur.’

To be a work of art or to wear a work of art?

‘Ah, Oscar Wilde. Ik zou zeggen: to be a work of art. Ik fiets dagelijks de hele stad door, uren per dag. In Amsterdam fiets je dan meestal in een hele colonne van fietsers. Ik mag dan graag achter vrouwen fietsen. Ik ruik de geur van hun parfum in de wind en kijk naar de manier waarop ze trappen. Er is namelijk weinig zo charmant en kunstrijk als hoe Nederlandse vrouwen kunnen fietsen.’

Carnaval of Fashion Week?

‘De Fashion Week in Milaan, waar ik twee keer per jaar kom, begint al aardig op een carnaval te lijken. Er wordt meer gepronkt door de bezoekers van de modeshows dan op de catwalk. Op straat staan rijen fotografen klaar om de extravagante outfits van de voorbijgangers vast te leggen. Maar de relaxte sfeer die tijdens het Brabantse carnaval heerst, is niet te overtreffen. Tegenwoordig vier ik het niet meer in het dorp, maar in Den Bosch.’

Harry Mulisch of Jules Deelder?

‘Mijn persoonlijke favorieten uit De stijl van de schrijver(Kantelbergs nieuwe boek, red.). Hoewel ik Jules geweldig vind in vestimentaire zin, moet ik voor Harry Mulisch kiezen. Je kunt niet om hem heen. Zo extravagant en zo eigenwijs. Hij reed demonstraties af in zijn cabriolet sportwagen met opengewerkte, kalfslederen racehandschoenen aan. Heerlijk, die arrogantie en koketterie. Zo ingenieus als hij zijn romans construeerde, zo construeerde hij ook zijn garderobe. Een zekere moed en arrogantie zijn nodig om een spannende stijl te hebben.’

Arno Kantelberg: De stijl van de schrijver − Schrijvers & hun kleding. Podium; 152 pagina’s; € 17,50.

CV ARNO KANTELBERG

1968: Geboren te Gemert

1990: Begint bij HP/ De Tijd

1991: Cum laude afgestudeerd aan de Fontys Hogeschool Journalistiek in Tilburg

1999-2001: Adjunct-hoofdredacteur van VARA Gids

2001-2003: Adjunct-hoofdredacteur Nieuwe Revu

2003: Hoofredacteur Man en Esquire

2006: Esquire in eigen beheer uitgegeven voor 5 jaar

2008: Hoofdredacteur van het jaar Nederlandse Uitgevers Bond

2012-heden: Wekelijkse column Volkskrant Magazine, over de stijl van bekende Nederlanders

2015- heden: Vaste columnist voetbalmagazine Santos

2017: Hoofdredacteur Men’s Health

2018: Hoofdredacteur National Geographic

Bibliografie:

Voetbaltaal – Van aanspeelpunt tot zwabberbal (1997, uitgeverij Prometheus)

Vloekenboek – Een verzameling hedendaagse verwensingen (1998, uitgeverij Prometheus)

Telefoonboek – De mens en zijn mobiele telefoon (1999, uitgeverij Bert Bakker)

Met het bord op schoot – Een halve eeuw televisieherinneringen (2001, uitgeverij Prometheus)

Voetbaltaal – Speciale herziene EK-editie (2008, uitgeverij Prometheus)

Smaak – Ongevraagd stijladvies aan bekende mensen (waar u ook wat aan heeft)(2013, uitgeverij Bertram + De Leeuw)

Het wonder van Eindhoven – Reizen door de geschiedenis van de lichtstad (2013, uitgeverij Podium)

Man op z’n best – kledingadvies van sneaker tot maatpak (2016, uitgeverij Podium)

De stijl van de schrijver – Schrijvers & hun kleding (2018, uitgeverij Podium)

‘Als Elle Bandita zo vet was, waar waren jullie dan, godverdomme?’

Foto Frank Ruiter 

De dagelijkse realiteit valt vaak tegen, vindt Ryanne van Dorst (34). De rebelse zangeres en presentator prefereert de nacht – zie haar tv-programma Nachtdieren.

Elle Bandita of Ryanne van Dorst?

‘Er wordt mij altijd gevraagd naar Elle Bandita. Ook nu weer, dus. Maar jaren geleden kwam er soms bijna niemand bij onze concerten. Dan denk ik: als Elle Bandita zo vet was, waar waren jullie dan, godverdomme?

Ik kies nu voor Ryanne van Dorst. Elle Bandita heb ik drie jaar geleden ritueel vermoord. Alle merchandise heb ik in de fik gestoken en de bandnaam is veranderd in Dool. Elle Bandita was een enorme uitlaatklep voor me, vanaf mijn 18de, toen ik met optreden begon. Ik was gestopt met school, was boos op hoe slecht mensen elkaar behandelen, had een aversie van autoriteit en alles wat enigszins met burgerlijkheid te maken had. Mijn eigen plek op de wereld veroverde ik door te rebelleren. Dat boze, rebelse karakter goot ik in het personage Elle Bandita.

‘Maar op een gegeven moment ging het meer om het feit dat Elle Bandita in een kwartier een fles whisky leegdronk en haar gitaar aan gort sloeg, dan om de muziek. Dat was ik zat. Bij Dool heb ik meer het gevoel dat het wél om de inhoud draait. En ik kan mijzelf nu ook kwijt in mijn presenteerwerk.’

Op wereldtournee of thuis in Rotterdam?

‘O, dit is een moeilijke. Ik ben al op veel plekken geweest en er is nog veel dat ik zou willen zien. Met Dool heb ik twee jaar door Europa getoerd en dat was geweldig. Ik houd van reizen en avontuur en de wereld zien. Toch voel ik nu een sterke drang om thuis te blijven en me terug te trekken in mijn cocon. Zulke perioden, waarin ik het even rustiger aan doe en mij terugtrek in mijzelf, komen eens in de zoveel jaar voor en duren weken tot maanden. Ik denk dat ik daarmee ook zoiets als een burn-out voor wil zijn. Ik wil niet opeens tot de conclusie komen dat ik niet meer weet waar ik het allemaal voor doe.

‘Niet dat ik nu niets doe. Ik schrijf muziek en verdiep me in mijn nieuwe grote hobby: fotograferen. Ook moet ik nog twee afleveringen opnemen van mijn nieuwe programma Nachtdieren, waarvoor ik ’s nachts heel Nederland doorrijd en met mensen spreek die om verschillende redenen nog wakker zijn. Creëren, of dat nou een programma, een fotoserie of een muzieknummer is, is voor mij een even groot avontuur als verre reizen maken.’

Vroeg op of laat naar bed?

‘Als het even kan dan laat ik mijn dag tot halverwege de nacht doorlopen. De rust en ruimte die de nacht biedt: lekker. Geen berichtjes, geen gerommel om je heen, geen verkeer op straat. De nacht geeft me het gevoel dat ik in een heilig vacuüm zit, waarin ik de baas ben. Dan ben ik ontvankelijker voor inspiratie. Het idee voor Nachtdieren kwam ook op deze manier. Ik merkte dat ik benieuwd werd naar verhalen van anderen die in het donker door de stad dwalen of bij wie de lampen nog branden. Waarom zijn ze nog wakker? Wat doen ze op dit uur?

‘De dagelijkse realiteit vind ik vaak tegenvallen. De nacht heeft iets mythisch en geheimzinnigs. Niet dat ik geloof in bovenaardse krachten, maar ik trek me graag terug in fantasiewerelden. In mijn boekenkast staan alle Harry Potter– en Lord of the Rings-boeken. Maar tegenwoordig kan ik ook hele nachten opblijven om fotografie-tutorials te bekijken. Die test ik dan ook meteen uit. Vannacht heb ik honderd foto’s gemaakt van dit kleine beeldje (een kandelaar in de vorm van een koperen duiveltje, red.) en over elkaar heen geplakt in Photoshop. Dan krijg je een surrealistisch scherp beeld.’

Naar school of leren van het leven?

‘Leren van het leven. Sowieso. Zelf heb ik mijn opleiding nooit afgemaakt. In Havo 4 ben ik van school afgegaan. Een tijd daarna besloot ik nog Engels te gaan studeren. Maar na de eerste studiedag ben ik nooit meer teruggegaan. Ik wilde al jong dingen zelf ervaren en had een hekel aan autoriteit. Als anderen denken dat ze de baas over me zijn, dan word ik gek. Het  is  gelukkig wel goed uitgepakt. Maar je moet wel accepteren dat leren van het leven met vallen en opstaan gaat. Er staat geen leraar naast je, die vertelt hoe het moet.

‘Maar ik ontken niet dat we ook geschoolde mensen nodig hebben, die ingewikkelde sommen oplossen opdat wij allemaal kunnen blijven leven. Waar zouden we zijn zonder Einstein?, zeg ik altijd. Nee, dat zeg ik eigenlijk nooit. Maar uiteindelijk denk ik: wat heb je aan rekensommetjes als je voor een uitdaging in je persoonlijke leven staat?’

Teamwork of onewomanshow?

‘Deze vind ik het moeilijkst, tot nu toe. Mag ik een joker inzetten?

De voldoening is groter als je met een groep iets groots voor elkaar krijgt. Alsof je met zijn allen op een glijbaan zit en samen naar beneden glijdt. Het liefst heb ik echter alles zelf in handen, ik ben een enorme controlfreak.

‘Soms zou ik willen dat ik wat minder dat bijdehante zou hebben. Al is die directheid ook mijn charme. Hoop ik.’

Rebelleren om te rebelleren of rebel with a cause?

‘Een rebel ben ik in elk geval. Ik vind het gewoon lekker om overal tegenaan te trappen. Vroeger was ik misschien meer een rebel with a cause en had ik het gevoel dat ik ergens voor wilde vechten. Ik sprak mensen erop aan als ze vlees aten. Nu voel ik die behoefte minder. Het hele internet staat tegenwoordig vol meningen. Meningen, miljarden meningen, de fucking hele dag door. Ik heb niet het idee dat mijn geschreeuw daarbovenop nog enig nut heeft. Nu doe ik gewoon waarin ik zelf zin heb, zonder anderen iets op te leggen.’

Fotografie in zwart-wit of in kleur?

‘Op mijn instagramaccount, dat overigens wel nog @ellebandita heet, staat alles in zwart-wit. Ik was heel zwart-wit georiënteerd. Ook in het leven. Nu  probeer ik meer grijswaarden te accepteren. Kleur zal het nooit worden,  denk ik. Hoewel, ik heb nu ook een instagramprofiel waarop ik mijn kleurenfoto’s deel, @dustandshadowphotography. Kleur zie ik als geluk, als positief,  Yolo. Maar het leven is niet alleen maar kleur. Misschien is het voor mij meer sepia.

‘Anderzijds: mensen maken de wereld kleurrijk. Er is niet een stereotype waar iedereen in past. Dat wil ik ook in mijn programma’s laten zien. De verscheidenheid aan levenswijzen, zonder oordeel.

‘Door de personages in mijn programma’s word ik graag uitgedaagd. Als iemand de confrontatie zoekt, ga ik die aan. Dat is ook de kracht van Nachtdieren, denk ik. Mensen leggen ’s nachts sneller hun ziel op tafel. Zoals de man in de eerste aflevering, die met zijn fiets aan de hand door de straten struint, op zoek naar oud metaal. Hij vertelt vrijwel meteen over zijn scheiding, zijn schulden en het verbroken contact met zijn dochter. Dat emotioneert mij. Meer mensen zouden zo moeten kunnen zijn. Dan weet je meteen wat je aan iemand hebt. Take it or leave it.’

Als het in de herfst weer vroeger donker wordt, neemt het aantal wildaanrijdingen toe. Wat gebeurt er met een aangereden dier?

De Volkskrant reed een avond mee met een boswachter op piketdienst.

Het is iets voor zes uur ’s avonds wanneer we komen aanrijden bij de boshut van Staatsbosbeheer in de gemeente Nunspeet op de Noord-Veluwe. De herfstblaadjes dwarrelen als goudbruine confetti in het licht van onze koplampen; tegen de gevel van de hut werpt een kleine lantaarn een vlekje licht. Afgezien daarvan is het pikdonker en dat maakt het voor boswachter Harry Vlietstra, die even later met een grote glimlach in de deuropening staat, een van de drukste perioden van het jaar.

Vlietstra is een van de boswachters faunabeheer van Staatsbosbeheer op de Veluwe. Hij is verantwoordelijk voor het aansturen van jagers, en samen met collega-boswachters draait hij wildaanrijdingenpiketdiensten. In 2017 werden alleen al in Gelderland 2.200 dieren aangereden, landelijk zijn dat er zo’n 6.000.

Wanneer een edelhert, ree of wild zwijn door een auto wordt geraakt, wordt Vlietstra door de politiemeldkamer opgepiept en moet hij binnen twintig minuten ter plekke zijn. Mocht het dier zeer ernstig gewond zijn, dan kan Vlietstra het zo snel mogelijk uit zijn lijden verlossen. Daarnaast zijn sommige stukken vlees prima eetbaar en moeten die dus zo snel mogelijk worden gekoeld.

‘Dieren leven niet volgens de klok’, zegt Vlietstra. ‘Wanneer het bij ons wintertijd wordt, valt de spits precies samen met de tijd dat de dieren op zoek gaan naar eten: de schemering. In veel gevallen gaan de wilde dieren naar de berm langs de weg, omdat daar gras groeit. Het hert, bijvoorbeeld, hoort eigenlijk helemaal niet thuis op de Veluwe, maar in weilanden.’

Boswachter Harry Vlietstra (midden). Beeld Jan Mulders

EEN VERVELENDE ERVARING

Dat het aanrijden van een wild dier ook voor de chauffeur traumatisch kan zijn, of in ieder geval voor grote schrik kan zorgen, weet Ellie Norden (46). Het was ongeveer drie jaar geleden. Op een zondagmiddag botste op een provinciale weg in Drenthe een edelhert op haar Ford Ka. Norden: ‘Hij leek vanuit het niets de weg op te komen en vloog zo over mijn motorkap heen. Al had ik geremd, ik had hem niet kunnen ontwijken. Mijn hart klopte in mijn keel.’ Samen met haar man haalde Norden er een boswachter bij. ‘Ik hoop dat hij het hert uit zijn lijden heeft verlost’, zegt ze. ‘Maar het blijft een vervelend idee dat er een dier door jouw toedoen is gestorven.’

 

Hij zet kopjes koffie op de salontafel en roert het melkpoeder er met zijn zakmes doorheen. ‘Dit jaar hebben we het geluk dat er door de aanhoudende warmte nog veel gras is. Wilde zwijnen eten graag bosbessen, vruchten van diverse struiken en stukken van bomen. In de herfst zijn ze dol op eikels, maar om die te kunnen verteren, hebben ze proteïnen nodig. Die vinden ze in de vorm van larven, waarvan er veel in het bermgras leven.’

Aan alle muren van de boshut hangen geweien: grote, verharde, bruine geweien en jonge geweien met een grijze donslaag. Op een kastje bij de muur ligt een zestal zwijnenkaken. Vlietstra wijst een van de geweien aan. ‘Deze is twee jaar geleden geraakt door een lesauto; de auto was total loss. Dat gewei daar is helemaal scheefgegroeid, omdat het hert, toen het nog jong was, ergens vast is blijven zitten of een hormonaal probleem had.’

‘Het is wel een beetje een mancave hier’, zegt Vlietstra. ‘Meestal is dit mijn persoonlijke kantoor. Maar we komen hier ook weleens ’s avonds samen met de jagers om de dag te bespreken. Dat zijn vooral mannen, maar er zit inmiddels ook een vrouw in het team. Dat zorgt wel voor een andere, zachtere sfeer.’

Hoe verloopt zo’n sollicitatieprocedure voor een nieuwe jager? Ten eerste moet de jager een tweejarige theorieopleiding Grofwild volgen, gevolgd door een eenjarige praktijkopleiding. Het belangrijkst is volgens Vlietstra te achterhalen welke motieven de jager heeft om faunabeheerder te worden. ‘Als iemand er niet goed over heeft nagedacht en zomaar wat wil komen schieten, merk je dat snel genoeg. Dan worden ze rood en gaan ze een beetje stamelen. Ik ben op zoek naar mensen die snappen waar het echt om gaat en dat ook kunnen uitleggen.’ Hij wijst naar de stoffige flessen wijn, die in een wijnrek naast de open haard staan. ‘Het beeld van jagers met een glas whisky in de boshut, dat is iets van vroeger. Heel soms drinken we een wijntje, maar meestal nemen we gewoon een kop koffie of thee.’

We gaan met de terreinwagen op pad. Vanavond heeft Vlietstra tot middernacht piketdienst. Meestal rijdt hij dan door de omliggende bossen om in zijn functie als buitengewoon opsporingsambtenaar (boa) dieren te spotten en toezicht te houden. ‘Er lopen ’s nachts niet alleen beesten rond’, zegt hij. ‘Er zijn ook genoeg mensen die in het donker de bossen in trekken. Soms is dat onschuldig, maar er kunnen ook verdachte gevallen tussen zitten. Drugsafval dat gedumpt wordt bijvoorbeeld. Daarnaast zijn er plekken waar mensen ’s nachts niet mogen komen.’

Vlietstra pakt zijn warmtelamp uit het dashboardkastje en schijnt door het open raam richting het veld achter de boshut. ‘Dit is ook gewoon mijn passie: diertjes kijken’, zegt hij. ‘Ik heb nog veel vakantiedagen over, maar het liefst ben ik ook in mijn vrije tijd in het bos. Ik heb het geluk dat ik bij wijze van uitzondering mijn vrouw mag meenemen tijdens het werk. De meeste faunabeheerders zijn inmiddels gescheiden.’ Op een tablet voor in de auto verschijnen drie rood oplichtende figuren. Een hinde met twee kalveren. ‘Op dit veldje heb ik verschillende grassen en bloemen gezaaid voor de herten’, zegt Vlietstra. Deze drie laten we met rust, zodat we ervan kunnen genieten tijdens de bronsttijd. Het zijn een beetje mijn vriendjes. Gezellig toch?’

Op een tablet verschijnen de resultaten van de warmtelamp die het bos in wordt gericht. Beeld Jan Mulders

Het aantal wildaanrijdingen dat per week plaatsvindt kan volgens Vlietstra enorm variëren. Wel ziet hij in november, wanneer het vroeg donker wordt, een toename. Afgelopen week waren het er maar een paar, maar hij heeft ook weleens een week meegemaakt met vijftien aanrijdingen in zijn gebied. Aanvaringen tussen mens en dier zijn onvermijdelijk in een dichtbevolkt land als Nederland, zegt Vlietstra. ‘De kern van mijn werk is een balans vinden tussen de leefwereld van mens en dier.’ Als boswachter moet hij niet alleen opkomen voor de wilde dieren, maar ook zorgen dat landbouwers ongestoord hun werk kunnen doen. Wanneer die te veel wilde zwijnen op hun land krijgen, worden hun akkers door de beesten omgeploegd en gaat de oogst verloren. Vlietstra: ‘In ons land verdringt de mens steeds meer de natuur, maar ik probeer er wel voor te zorgen dat er zo min mogelijk dieren gedood hoeven te worden. Wanneer een boer overlast heeft, schiet ik soms een dier af. Dat schrikt de rest af.’ Ook kunnen de boeren zelf voorzorgsmaatregelen nemen. Zo herinnert Vlietstra zich een tip van een van hen: ‘Hij spande schrikdraad om zijn land en smeerde dit in met frituurvet. De dieren willen er dan aan likken en krijgen dan een schok.’

We rijden in rustig tempo over een oude allee, midden in het bos: de Pas-Opweg. ‘Aan het ene eind van deze laan stond vroeger een huis dat ‘Pas op!’ werd genoemd, aan de andere kant stond ‘Kiek uut!’, zegt Vlietstra. ‘De weg lag op verschillende handelsroutes, waaronder enkele naar Duitsland. Volgens de overlevering zat het hier vol met struikrovers.’ Wanneer we op een parkeerplaats stoppen om twee mogelijk verdachte auto’s te inspecteren – Vlietstra’s conclusie met betrekking tot de inzittenden: ‘Die vinden elkaar gewoon lief’ – gaat de pieper af. ‘Wagen z8781 in aanrijding met grof wild op de N310’, klinkt het blikkerig. Een collega-boswachter heeft op de Elspeterweg een aanrijding gehad met een volwassen edelhert. Vlietstra krabt aan zijn kin en zegt, met een verbaasde blik op zijn gezicht: ‘Dit hebben we niet in scène gezet, hoor.’

‘ROADKILL’ VOOR EIGEN CONSUMPTIE

Jan Kruithof (48) uit Oosterhout neemt zelf weleens wild mee naar huis om het te bereiden. Met zijn gezin rijdt hij vaak door het Chaamse Bos of de Drunense Duinen. Daar komen ze meer dan eens aangereden hazen, eenden of konijnen tegen. Zijn kinderen, een tweeling van 8, wil hij graag bijbrengen waar hun eten vandaan komt. Kruithof: ‘Ik wil niet dat ze denken dat het vanzelfsprekend is dat alles in een folietje in de supermarkt ligt.’ Hij stipt wel aan dat hij de nodige kennis van vlees heeft. Eenmaal thuis controleert hij samen met zijn vrouw en kinderen de organen van het dier. Zitten er geen vliegen op? Is het bloed vers? ‘Een haas laat ik nog twee dagen hangen om het vlees te laten besterven’, zegt hij. ‘Zo wordt het mals.’ Ander vlees bereidt hij zo snel mogelijk. Wanneer hij een ree of hert zou aanrijden of zou aantreffen, zou Kruithof het wel melden. ‘Maar uit mijn eigen ervaring als opsporingsambtenaar weet ik dat het geen zin heeft de politiemeldkamer te bellen als je een dode haas vindt. Voor kleine dieren hebben ze geen tijd. Die laten ze liggen.’

Onder de geraakte auto ligt een plasje koelvloeistof. Beeld Jan Mulders
Het gebied van Staatsbosbeheergebied ten zuidoosten van Nunspeet. Beeld Jan Mulders

Op een kaart wijst Vlietstra de weg aan waar het ongeval heeft plaatsgevonden. Een lange gele lijn, dwars door twee wildgebieden. Het is een van de gevaarlijkere wegen voor het wild in deze omgeving, dat wil oversteken van het ene leefgebied naar het andere. ‘Er is geprobeerd ze te verschrikken met een irritant geluid en blauw knipperlicht’, vertelt Vlietstra. ‘Maar daar wennen ze aan. Wildviaducten werken daarentegen wel heel goed, maar er is geen geld om er daarvan veel neer te zetten.’

Een van zijn eigen oplossingen is het afvuren van valse schoten langs de berm. ‘Dieren moeten een vervelende associatie krijgen bij de autoweg.’ Maar net als bij het afschieten van dieren op boerenland, is het hierbij belangrijk dat de jager niet wordt gezien door andere beesten. De dieren moeten een slechte associatie krijgen bij de plek, niet bij de mens. Vlietstra: ‘Wandelaars moeten kunnen blijven genieten van de aanblik van een zwijn, edelhert of ree. Daarnaast: wanneer de dieren bang worden, gaan ze angstroedels vormen van wel dertig dieren. Die wil je niet langs de weg hebben. Ook is het niet bevorderlijk voor de wildzichtbaarheid en de vraat van het jonge bos.’

Op de plek van de aanrijding staan drie collega-boswachters tegen een woudgroene Volkswagen Caddy aangeleund. Het merkplaatje is eraf gevallen, het blik is licht ingedeukt en onder de auto ligt een plasje koelvloeistof. De jonge boswachter, die achter het stuur zat, klopt zacht op de motorkap. ‘Hij start niet meer.’ Omdat het dier met zijn volledige zijkant op de auto is geknald, is Vlietstra bang dat het zwaargewond in het bos is gaan liggen. ‘Het is immers mijn taak een gewond dier zo snel mogelijk uit zijn lijden te verlossen’, zegt hij. ‘Nu is het zaak om te zien of we het beest op het spoor kunnen komen, om uit te vinden hoe het eraan toe is.’ Bij de dierenarts belanden de wilde dieren zo goed als nooit; de kans zou namelijk groot zijn dat ze dan alsnog van de stress doodgaan. ‘Je moet het je zo voorstellen’, zegt Vlietstra. ‘Wij mensen zijn als marsmannetjes voor die wilde dieren. Hoe zou jij je voelen als je door een groep van zulke marsmannetjes uit je eigen wereld zou worden weggenomen en onder felle lampen werd neergelegd, terwijl ze je allemaal aanstaarden?’

Maar wat gebeurt er dan met zo’n aangereden wild dier dat door Vlietstra of een collega moet worden afgeschoten? ‘Allereerst proberen we het schot altijd buiten het zicht van de mensen die het dier hebben aangereden te lossen’, zegt Vlietstra. ‘De chauffeur is vaak al genoeg geschrokken. Het is niet niks, zo’n groot beest dat op je motorkap knalt.’ Vervolgens brengt Vlietstra het dier in de laadbak van zijn pick-up, onder een gespannen net, naar een van de koelcellen in het bos. Daar beoordeelt hij of het dier nog geschikt is voor consumptie. Is dat het geval, dan komt de poelier het dier ophalen. Een deel van het wild komt op deze manier op het menu van restaurants terecht.

Dat een dier in de voedselketen terechtkomt, is echter zeldzaam. De regels zijn streng. Vaak zijn de ingewanden te erg aangetast of zelfs geperforeerd, waardoor er bijvoorbeeld maagsap of urine is gelekt, wat het vlees bederft. Daarnaast weet je nooit of zo’n beest misschien een infectie of ziekte met zich meedraagt. ‘Zo troffen we vorig jaar in de buikholte van een jong hert grote tumoren aan’, herinnert Vlietstra zich. Hoewel tumoren niet per definitie slecht hoeven te zijn voor de gezondheid van de eter, betreft het wel afwijkend weefsel dat zich kan differentiëren in weefsel dat bijvoorbeeld hormonen produceert. En dat kan wel effect op de gezondheid hebben. Het overgrote deel van de aangereden dieren wordt daarom teruggebracht naar het bos, waar het op een rustig plekje wordt neergelegd als biomassa. Vlietstra: ‘Zo geef je het terug aan de natuur en kunnen de vossen, dassen en raven ervan eten.’

Dat sommige mensen aangereden wild op eigen houtje meenemen om thuis te bereiden, vindt de faunabeheerder dan ook riskant. Bovendien moet iemand bij een eventuele controle kunnen bewijzen dat het dier niet door zijn of haar toedoen is gestorven; het niet melden van een aanrijding is strafbaar. Vlietstra: ‘Stel, er rijdt een auto door het bos waarvan de motorkap op verschillende plekken is ingedeukt, en in de kofferbak vind ik een wild zwijn. De chauffeur kan dan beweren dat de auto gewoon oud is en dat hij het zwijn gevonden heeft. Om dit soort situaties het hoofd te bieden, mochten die zich voordoen, bestaat de omgekeerde bewijslast.’

Op de plek van de aanrijding hangt Vlietstra een lintje in een boom. Beeld Jan Mulders
Beeld Jan Mulders

Op de plek waar het hert is aangereden, hangt Vlietstra een lintje in een boom. In colonne volgen we de boswachter het bos in. Tussen de boomkruinen glinsteren de sterren. Met zijn warmtelamp in de aanslag stapt Vlietstra voorzichtig over gevallen boomstammen en tussen het hoge gras door. Takjes knisperen onder onze voeten en de herfstkou slaat in ons gezicht. Dan draait Vlietstra zich plotseling om. Hij houdt zijn vinger voor zijn mond: ‘Sshht! Wacht daar.’ Even later roept hij ons bij zich. Hij heeft het hert gezien. Het liep een beetje struikelend door het struikgewas, iets verderop. ‘Het zou kunnen dat het dier zwaar gewond is, maar nog loopt door de adrenaline. Maar het kan ook gewoon een beetje duizelig zijn van de shock.’ Vlietstra haalt zijn schouders op. ‘We kunnen nu niets doen; we zullen moeten wachten tot morgenochtend om te zien of het dan ergens is gaan liggen.’

De volgende dag appt Vlietstra dat er met een hond naar het hert is gezocht. Er is niets gevonden. Het beest is hoogstwaarschijnlijk ongedeerd.

VAN SCHIPHOLGANS TOT ‘CHILI CON CARNAGE’

Meer ontdekken over het eten van wild vlees op bijzondere manieren? In Café de Ceuvel in Amsterdam-Noord kun je Schipholgans eten. Dit zijn ganzen die op Schiphol worden afgeschoten, omdat ze anders in vliegtuigmotoren terecht kunnen komen. De beesten worden geleverd door De Keuken van het Ongewenst Dier. Op hun website (http://dekeukenvanhetongewenstdier.nl/) zijn ook ganzenkroketten, ponyburgers en duivenborst te bestellen. De Amerikaanse kookboekenschrijver Buck Peterson schreef in 1985 The Original Road Kill Cookbook, waarin hij de lezer meeneemt van Amerika tot Azerbeidzjan en op elke plek volgens de lokale tradities vlees van aangereden wild bereidt. Dit leidt tot gerechten als ‘Bangered and Mashed’ in Engeland, in Duitsland een ‘Hasenpflatten’ en de Chileense nationale schotel met een twist: ‘Chili Con Carnage’.

Waarom we van nature niet verstandig omgaan met geld

De menselijke geest denkt aan hier en nu. Sparen voor later moet je leren, we geven liever geld uit aan dat etentje vanavond dan aan die wasmachine over een half jaar. Toch lukt het Kelly om met een bescheiden inkomen acht keer per jaar op vakantie te gaan. Hoogleraar Wilco van Dijk legt uit hoe dat moet.

Het hele huis van Kelly Litjens (32) en haar dochter Nikki hangt vol met souvenirs uit verre landen. Schilderingen op perkament uit Egypte, houten beeldjes uit Gambia, een kleurrijke matroesjkapop uit Sint Petersburg. De zevenjarige Nikki heeft al vijfendertig landen bezocht in haar leven en op haar lijstje staan nog genoeg plekken die ze ooit wil zien. Ze telt op haar vingers: ‘Canada, de Azoren, Disneyland Parijs…’ Bijzonder veel verdient Litjens niet – ze werkt fulltime als coördinator van meerdere woonwagenparken in Limburg en heeft daarnaast freelance klussen als copywriter – maar door slim te budgetteren gaan zij en haar dochter elk jaar gemiddeld acht keer samen op vakantie.

De mens is van nature niet goed met geld

Zouden we allemaal zo goed kunnen leren budgetteren? Vanzelfsprekend is het in ieder geval niet, zegt bijzonder hoogleraar Wilco van Dijk, die sinds 2014 de leerstoel Psychologische Determinanten van Economisch Keuzegedrag bekleedt van de Universiteit Leiden en het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting (Nibud). ‘Verstandig omgaan met geld ligt niet in de aard van de mens’, zegt hij. ‘Als je bijvoorbeeld iemand de mogelijkheden aanbiedt om direct 100 euro te ontvangen of 120 euro over een maand, zal het merendeel van de mensen kiezen voor de eerste optie (en dus 20 procent rente in een maand laat lopen). De mens is namelijk meer gericht op uitkomsten in het heden dan die in de toekomst, zelfs als die laatste hoger zijn. Daarnaast schatten mensen hun (financiële) toekomst vaak veel positiever in dan realistisch gezien gerechtvaardigd is.’

Zo vertelt Maaike Bloemsma (50) dat ze als jong meisje altijd van een prinsessenbruiloft droomde. ‘Ik zag mezelf al in een Sisi-jurk het huwelijksbootje instappen en had een heel scenario uitgedacht’, herinnert ze zich. Hoewel ze lange tijd hoop hield de bruiloft echt te kunnen organiseren, slokten andere, alledaagse zaken haar geld op en moest ze haar droom laten varen. Zes jaar geleden registreerde ze haar partnerschap. Maaike: ‘Op een maandagochtend bij de gemeente. Met na afloop een buffetje voor vijftien bij het plaatselijke café.’

Kelly Litjens beaamt dat haar levensstijl bij anderen vaker verbazing dan herkenning oproept: ‘Mensen reageren met ongeloof. Ze vragen zich af hoe ik het voor elkaar krijg.’ Maar ook zij moet toegeven dat het budgetteren haar niet van nature is gegeven. ‘Eigenlijk ben ik een chaoot’, bekent ze. ‘Al dat plannen en budgetteren heb ik mijzelf moeten aanleren, om een beetje overzicht te kunnen behouden.’

Homo economicus

Het aanleren van goed financieel plangedrag is volgens de Leidse hoogleraar van Dijk in de moderne maatschappij broodnodig. ‘De eerste stap is te erkennen dat de mens meestal niet de meest verstandige economische keuzes maakt’, zegt hij. ‘In de economie werd er lange tijd vooral uitgegaan van het principe van de mens als wezen dat logische en rationele economische keuzes maakt. De mens als perfect rationele consument, ofwel de homo economicus. Maar in de realiteit handelt de mens vanuit economisch perspectief juist vaak onverstandig. Vanuit de psychologie is het handelen van de mens echter zeer begrijpelijk.’

Wat dit concreet betekent? Van Dijk: ‘Mensen sparen heel weinig. Sommigen hebben slechts een paar honderd euro achter de hand of helemaal niets. Ongeveer 50 procent van de Nederlandse huishoudens heeft minder dan 10.000 euro vermogen en van de huishoudens met een laag inkomen heeft meer dan de helft niet de door de Nibud geadviseerde spaarbuffer van 5.000 euro. Een op de twee Nederlandse huishoudens heeft moeite met rondkomen en een op de tien heeft problematische schulden, dat zijn schulden die ze niet binnen drie jaar terug betaald kunnen krijgen. En dit geldt niet alleen voor huishoudens met een laag inkomen, maar ook voor huishoudens met een modaal of zelfs hoger inkomen. De personages uit de populaire tv-documentaire Schuldig zijn geen stelletjes freaks uit Amsterdam-Noord. Ze belichamen een groter probleem dat speelt in de maatschappij.’

TIPS VAN HOOGLERAAR WILCO VAN DIJK

Jong geleerd is oud gedaan

Goed budgeteergedrag kan volgens Van Dijk het best vanuit de overheid gestimuleerd worden. Kinderen zouden op de basisschool al moeten leren hoe verstandig met geld om te gaan, zodat er een psychologische basis wordt gecreëerd. Ook in de opvoeding is het verstandig om het over financiën te hebben.

Automatiseren

Ken jezelf. Wanneer je weet dat je als mens geneigd bent tot economisch onverstandig gedrag en je je eigen zwaktes erkent, kan je hier bewust mee omgaan. Bescherm jezelf tegen onnodig uitgeven van geld door elke maand automatisch een bedrag te laten overschrijven naar je spaarrekening(en). Voor extra zekerheid kan je kiezen voor rekeningen waar je zelf voor een bepaalde periode niet bij kunt.

Prioriteiten stellen

Neem het sparen voor een financiële buffer als prioriteit, zodat je niet in de problemen komt en geld moet lenen wanneer je voor een onverwachte, grote uitgave komt te staan. Een goede buffer zorgt voor de nodige psychologische rust, die je in staat stelt om ook in het vervolg verstandige keuzes te maken. Naast een financiële buffer kan je ook andere concrete uitgaven gaan incalculeren in je budget; zoals reizen, studie, uit eten gaan, hobby’s, sparen voor een nieuwe auto of een bijdrage voor een koophuis. Het handigst is om voor elk doel een vast bedrag vrij te stellen, zodat je weet wat je ergens aan te besteden hebt (of juist niet).

Financiële stress

Financiële stress kan daarnaast voor averechts gedrag zorgen, volgens Van Dijk: ‘De psychologische staat van stress zorgt ervoor dat mensen nog meer op het hier en nu gericht zijn. Het belangrijkst is dan dat de kinderen vanavond te eten hebben of dat de ergste stress verlicht wordt en men zich op dat moment weer goed kan voelen. Dit kan tot tunnelvisie leiden en tot beslissingen die de situatie op langere termijn niet ten goede komen en uiteindelijk voor nog meer financiële stress zorgen. Bijvoorbeeld geld uitgeven aan diensten of producten die de gedachten even wegbrengen van de zorgen, maar waar eigenlijk geen budget voor is. ’

De manier waarop we in elkaar zitten betekent dan weer niet dat de mens helemaal niet in staat is om financieel verstandige beslissingen te maken. Volgens Van Dijk dienen mensen de juiste vaardigheden eigen te maken om goed met geld om te gaan, maar allereerst moeten ze gemotiveerd zijn. Ook Litjens beheert haar budget vakkundig – op haar laptop staan meerdere Excel-bestanden die ze geroutineerd bijhoudt – maar toch zegt zij dat motivatie de belangrijkste motor achter haar goede budgettering is.

‘Reizen is voor mij zo belangrijk, dat ik heel gemotiveerd ben om andere dingen hiervoor af te zeggen’, zegt ze. ‘Als vrienden mij mee uit vragen en ik heb niet veel om uit te geven, bewaar ik het geld liever voor een reis. Want ik weet dat ik voor die tien euro in bijvoorbeeld Azië meerdere dagen lekker kan eten. Ik denk dat het belangrijk is om je prioriteiten op een rij te hebben. Als je dat niet duidelijk hebt voor jezelf, kan je ook je geld niet goed budgetteren en zal je sneller een impulsieve keuze maken.’

Stimuleren van verstandige keuzes

Hoogleraar van Dijk: ‘Het maken van goede financiële beslissingen moet ook gestimuleerd worden vanuit bijvoorbeeld de overheid. Vaak is de informatie nu nog veel te ingewikkeld. Zoals toeslagformulieren die allemaal apart van elkaar dienen te worden aangevraagd en ingevuld en waarvan de taal onnodig moeilijk is. Onze samenleving is eigenlijk veel sneller ontwikkeld dan wijzelf dat psychologisch zijn. Ons lichaam is gericht op overleven in het nu, terwijl de maatschappij vraagt om plannen en langetermijndenken.’

‘In de reclamewereld worden de psychologische zwaktepunten van de mens uitgebuit’, weet budgethoogleraar van Dijk, ‘maar op diezelfde karakteristieken kan ook positief worden ingespeeld. Een goed voorbeeld is hoe de DUO het heeft gedaan. Voorheen was de standaardoptie als iemand een studielening ging aanvragen om maximaal geld te lenen. Nu is het aangepast en dient de student zelf bewust te kiezen voor maximaal lenen als hij of zij dat wil. Dit heeft geleid tot een aanzienlijk kleiner aantal studenten dat de maximale som geld leent.’

BUDGETTEREN

Op de website van het NIBUD, www.nibud.nl, staan tips en informatie over budgetteren. Ook handig zijn financiële applicaties, zoals de mobiele app van je bank waarin je veel kan laten automatiseren, AFAS Personal, MoneyPro of de volledige persoonlijke budgeteerhulp You Need a Budget (YNAB). Let op: in Nederland kunnen bankrekeningen niet direct gekoppeld worden aan andere apps, dus je zult wel veel handmatig moeten invoeren.

Een workshop volgen bij Design Thinkers Academy: ‘Het gaat om ontwerpen vanuit intuïtie en inlevingsvermogen.’

Design Thinking is een rage. Deze leer, die voortkomt uit het industrieel ontwerpen maar breed toepasbaar is, gaat uit van intuïtie en omarmt de chaos. We volgen een workshop.

Volkskrant, 5 juli 2018

Design Thinkers Bootcamp bij Design Thinkers Academy Amsterdam. Hoe houden we het Vondelpark schoon? Deze groep ontwierp de rijdende prullenbak en mobiele app Binder om mensen te enthousiasmeren hun rommel op te ruimen. Beeld Marlena Waldthausen

Imagine. Experience. Influence. Evolve. De vier muren van het kantoor van de Design Thinkers Academy in de Amsterdamse Jordaan zien groen, geel en roze van de post-its met Engelse termen die moeten motiveren. Het gezelschap is verdeeld in groepjes; ze gebaren, maken tekeningen, knippen, plakken en scheuren stukken tape af met hun tanden. Een Engelsman in een geruit shirt wijst enthousiast op een getekend poppetje met de naam Tessa boven het hoofd. ‘Tessa ergert zich aan haar vrienden die hun rommel niet opruimen na een dagje in het park. Maar ze heeft geen zin hen te bemoederen. Hoe kunnen wij haar helpen?’ Hij kijkt zijn teamgenoten aan. ‘Het opruimen moet leuk worden’, oppert iemand. ‘Ja, we moeten een incentive creëren’, zegt een ander.

De groep van veertig deelnemers is bijna aan het einde van de workshop Design Thinking. Een hele week zijn ze bezig geweest innovatieve oplossingen te bedenken voor de vraag: hoe houden we het Vondelpark schoon? Later deze middag zullen ze de prototypes die uit hun brainstormsessies zijn voortgekomen presenteren aan de afdeling Schone Evenementen van de Gemeente Amsterdam. Design Thinking, ook wel user experience design of human centered design genaamd, is al jaren een belangrijk aspect van de werkwijze bij de ontwerpafdelingen van bedrijven als Philips. Nu volgen steeds meer producenten en organisaties hun voorbeeld. Ze willen meer gaan denken vanuit de gebruiker.

Werken vanuit intuïtie

‘Bij Design Thinking gaat het om werken vanuit intuïtie en inlevingsvermogen’, zegt Arne van Oosterom, oprichter van de Design Thinkers Academy. ‘Jonge mensen willen niet meer werken voor ouderwetse bedrijven, waar je je emoties moet uitschakelen en waar fouten worden bestraft.’ Hij wijst naar de muren vol briefjes en tekeningen. ‘Een Design Thinker kruipt in het hoofd van de eindgebruiker en visualiseert. Chaos is juist goed. Het hoort bij het creatieve proces. De beste oplossing komt voort uit proberen, vallen en opstaan. Daarnaast zorgt deze manier van denken voor een hele andere manier van samenwerken.’

Het mensgerichte ontwerpen kent al een lange geschiedenis, volgens sociale wetenschapper David Geerts. Hij is onderzoeksmanager bij het Meaningful Interactions Lab (Mintlab) en partner van U-sentric, het Belgische bedrijf voor klantgedreven innovatie dat tien jaar geleden is opgezet vanuit het Centre for User Experience Research van de Katholieke Universiteit Leuven.

‘Eigenlijk loopt de ontwikkeling van de discipline parallel aan de technologische evolutie’, zegt Geerts. ‘Bekende namen uit de geschiedenis zijn industrieel ontwerper Henry Dreyfuss, die met zijn werk een bijdrage heeft geleverd aan de ergonomie door producten aan te passen aan de menselijke fysionomie. En Frederick Winslow Taylor, wiens taylorisme van begin 20ste eeuw een eerste poging was om het aansturen van bedrijfsprocessen rond de werkvloer op een wetenschappelijke wijze vorm te geven. Daarna kwam er militair onderzoek dat zich richtte op het zo goed mogelijk aanpassen van toestellen en machines aan mensen. Iets dat in hoge stresssituaties van levensbelang kan zijn.’

Multidisciplinair

‘In de begintijden van het ontwerpen werd gedacht vanuit de cognitieve psychologie, later werd ook de sociale context belangrijk’, legt Geerts uit. ‘Nu zijn emoties populair. Producenten vragen zich niet alleen af hoe ze het mensen makkelijk kunnen maken, maar vooral ook hoe ze de gebruiker kunnen beroeren en aanspreken. Inmiddels putten we als User Experience-ontwerpers kennis uit een hele waaier aan disciplines: design, computertechnologie, sociale wetenschappen, psychologie en communicatiewetenschap.’

De deelnemers aan de workshop in Amsterdam zijn afkomstig uit Nederland, Stockholm, Hongkong, San Francisco en Sao Paulo. Ze zijn eerder deze week op pad geweest in het Vondelpark en hebben parkbezoekers gesproken. Elke groep creëerde een voorbeeldpersonage waarvoor ze een prototype modelleren. De een is een milieubewuste Amsterdamse jongedame die haar vrienden hun rommel wil laten opruimen, de ander een zuipende Engelse student die niet veel geeft om de omgeving.

Veel van de creatievelingen zijn op eigen initiatief naar Amsterdam afgereisd, anderen zijn gestuurd door hun bedrijf. Zoals Jonathan Suarez, een Colombiaan die in Hongkong bij de HRM-afdeling van het consultancybureau PwC werkt. ‘Voorheen was ons werk vooral gebaseerd op statistieken’, zegt hij. ‘Maar nu is ons voornaamste doel om een fijne werknemerservaring te creëren. Ik stelde zelf voor dat ik naar deze workshop zou gaan en mijn baas reageerde enthousiast.’

Design Thinkers Bootcamp bij Design Thinkers Academy Amsterdam. Hoe houden we het Vondelpark schoon? Deze groep ontwierp de rijdende prullenbak en mobiele app Binder om mensen te enthousiasmeren hun rommel op te ruimen. Beeld Marlena Waldthausen

Inleven in de gebruiker

‘Vandaag de dag is ons vak en vogue’, zegt Annita Beysen, medeoprichter van U-Sentric. ‘Tien jaar geleden waren we nog een van de weinigen.’ Mede dankzij de ervaring die het Belgische innovatiebedrijf heeft opgedaan, zijn internationale netwerk en zijn wetenschappelijke achtergrond wordt U-Sentric nu ingehuurd door bedrijven uit heel Europa die hun producten en diensten beter op de wensen van de eindgebruiker willen afstemmen.

Zo liep er vorig jaar een groot project met het Nederlandse vrachtwagenbedrijf DAF Trucks, dat meer mensgericht wilde gaan opereren. Als onderdeel van de bootcamps die U-Sentric ontwierp, gingen medewerkers onder andere een etmaal op pad met een vrachtwagenchauffeur. ‘Sommigen hadden nog nooit zelf in een vrachtwagen gezeten’, herinnert Beysen zich. ‘Door een keer mee te gaan met een truckchauffeur word je in staat gesteld je in te leven in de gebruiker van je product. In het werkproces gaat empathie zo een grotere rol spelen.’

En de oplossingen die de deelnemers van de workshop aan het einde van de dag aan de Amsterdamse jury voorleggen voor gebruik in het Vondelpark? De ene groep heeft rijdende en pratende recyclecontainers ontworpen die ‘Armin van Buuren’, ‘Ruud Gullit’ en ‘Vincent van Gogh’ heten en via een app besteld zouden kunnen worden. Een andere groep bedacht een glazen kunstwerk dat je kunt opvullen met je vuilnis en een derde een prullenbak waar je afval kunt inruilen voor tegoedbonnen bij lokale winkeliers.

DRIE TRENDS IN DESIGN THINKING

Volgens sociaal wetenschapper David Geerts zijn er drie trends die spelen in het veld Design Thinking.

1. SAMENWERKING MET HET LICHAAM

Er wordt veel geëxperimenteerd met producten die dicht op het lichaam gedragen worden en met het lichaam samenwerken, zoals het Apple-horloge of applicaties die geïntegreerd worden in kleding.

2. PARTICIPATIEF ONTWERPEN

Een ontwerpproces waarbij gebruikers wordt gevraagd mee te denken.

3. PERSUASIEF ONTWERPEN

Ontwerp dat gericht is op gedragsverandering. Dit werd oorspronkelijk ingezet om bijvoorbeeld gezond gedrag te stimuleren, maar het kan ook anders worden aangewend. Verschillende bedrijven gebruiken de wetenschap namelijk om mensen om de tuin te leiden. Een voorbeeld? Ryanair die het op hun website bijna onmogelijk maakte om geen extra verzekering bij de luchtvaartmaatschappij aan te schaffen.

Een kwispelende kantoorgenoot zorgt voor socialere collega’s, minder stress en meer geluk

De kwispelende kantoorgenoot

Chapstick is een Portugese waterhond.Simon Lenskens

Voor de meeste mensen bestaat het kantoorleven niet uit louter hoogtepunten. Met een dier erbij kan het een stuk draaglijker worden. Kom, Chapstick, we gaan met de afdeling even een blokje om!

Op een grauwe werkdag versmelt kantorenpark Rivium in Capelle aan den IJssel met de grijze lucht. Tussen de betonnen kantoortorens rijden computergestuurde busjes. Plots dartelt een kwispelstaartende hond met een halsband van felgekleurde Hawaiibloemen de hoek om.

Kantoorhond Chapstick is bezig aan zijn derde uitlaatronde van de dag. Achter hem lopen vier van zijn baasjes, Monique Weijers, Jan Willem de Heer, Nancy Brouwer en Maarten Reijalt. Terwijl Chapstick de grasperkjes besnuffelt, bespreken de vier collega’s van farmaceutisch bedrijf Pfizer kantoor- en privézaken met elkaar. ‘Soms sturen we collega’s die onenigheid hebben even een rondje om met de hond,’ zegt Brouwer. ‘Dan zeggen we: neem Chapstick maar even mee en als jullie terug zijn is de ruzie uitgepraat.’

Kantoorhond Wifi bij Tijgerbloed tekstschrijvers in Amstelveen.Simon Lenskens

Chapstick woont al vierenhalf jaar bij Pfizer. Zes jaar geleden besloten de medewerkers van de afdeling consumentengezondheidszorg samen een hond te nemen. ‘Een kantoorhond leidt tot een verbeterde werksfeer en tot een lager ziekteverzuim, blijkt uit onderzoek’, zegt Reijalt. ‘Op onze afdeling was iedereen direct enthousiast, maar het nemen van een hond in zo’n groot, internationaal bedrijf, dat veel regels en procedures kent, had wel wat voeten in de aarde. Het hoofdkantoor in New York moest toestemming geven.’ Lachend: ‘Toen alles rond was, meldde een collega zwaar allergisch te zijn voor honden. Daarom hebben we gekozen voor een Portugese waterhond. Die is hypoallergeen.’

Dat een dier stressverminderend werkt, beaamt Marie-José Enders, bijzonder hoogleraar antrozoölogie aan de Open Universiteit in Heerlen. ‘Het kijken naar een hond verzet de gedachten en geeft een prettig gevoel,’ zegt ze. Ze wijst op een grootschalig wetenschappelijk onderzoek uit 2017 naar honden op de werkvloer. Enders: ‘De resultaten waren overwegend positief.’

Een voorwaarde voor het houden van een kantoordier, dat meerdere baasjes heeft, is dat het beest het naar zijn zin heeft in zijn ongebruikelijke woonomgeving, zegt Enders. ‘Het welzijn van het dier is even belangrijk als het welzijn van de werknemers.’ De werknemers moeten enige kennis hebben van het gedrag van honden en katten. En het kantoordier moet een eigen plekje hebben waar het zich terug kan trekken en niet gestoord wordt.

Enders: ‘Net als mensen vinden ook honden het niet fijn als ze tegen hun wil worden aangeraakt. Als een hond te veel aangehaald wordt, raakt hij gestrest. Hij geeft dan signalen af, zoals likken aan zijn lippen. Maar niet iedereen is bekend met deze lichaamstaal. Uiteindelijk zal de hond dan van zich afbijten. Vergelijk het met een collega die geprikkeld raakt en dan een snauw geeft.’

Hoeveel huisdieren een Nederlands kantoor als habitat hebben, is niet bekend, maar vanwege de praktische bezwaren zullen het er niet veel zijn. Voor kleine bedrijven is het gemakkelijker te regelen. Zo is het Hilversumse kantoor van WatMooi, een webshop voor duurzame kleding, sinds zeven jaar het territorium van kantoorkat Martini. De lapjeskat kwam dertien jaar geleden aangelopen bij het huis van Joke Bom, de oprichter van de webwinkel.

Chapstick, de kantoorhond bij Pfizer in Capelle aan den IJssel.Simon Lenskens

‘Ze was heel schrikachtig en aanhankelijk’, herinnert de Hilversumse zich. ‘Dat ik haar elke ochtend alleen thuis liet, vond ze erg vervelend. Daarom besloot ik haar mee te nemen naar kantoor.’ De sfeer op het werk is merkbaar veranderd. De poes heeft relativerende invloed, zegt Bom. ‘Om de zoveel tijd komt ze op je toetsenbord liggen of vraagt ze op een andere manier aandacht. Tussendoor even knuffelen maakt ons allemaal meer zen.’

De aanwezigheid van de kat maakt ook het contact met klanten persoonlijker. Bom: ‘Je hebt altijd een leuk gespreksonderwerp voorhanden. Met klanten heb ik het nu vaak over hun eigen huisdieren.’ Natuurlijk haalt Martini het nodige kattenkwaad uit. Daarmee zorgt ze ook nog voor een komische noot. Aan de lunchtafel eet ze stiekem mee van de humus en de slagroomtaart.

Linda Botter neemt geregeld een hond mee naar Maison PR, het pr-bureau dat ze in Amsterdam runt. Toen Botter vijf jaar geleden zag hoe slecht honden in Bulgarije werden behandeld, besloot ze een ‘Bulgaar’ te adopteren. Inmiddels hebben drie viervoeters een beter leven gekregen in haar boerderijtje aan de rand van Amsterdam. Haar vijftien werknemers vinden het geweldig als ze een hond meeneemt naar kantoor, aldus Botter. ‘Ze staan in de rij om de honden tussen de middag uit te laten. Een van de pluspunten van een kantoorhond is dat je een goed excuus hebt om even een blokje om te gaan en een frisse neus te halen.’

Ook de kantoorhond kan profiteren van alle aandacht op de werkplek, weet Bonne Beerda, onderzoeker bij de leerstoel gedragsecologie aan de Wageningen Universiteit. Goed contact met mensen heeft ook een positief effect op een hond, zegt Beerda. ‘Wanneer honden en mensen met elkaar in contact komen en elkaar in de ogen kijken, stijgt bij beide het niveau van het gelukshormoon oxytocine. Terwijl de bloeddruk en het niveau van het stresshormoon cortisol afnemen bij fysiek contact. Bij mensen daalt de bloeddruk vooral als hun hond bij hen is terwijl ze bezig zijn met veeleisende taken.’

Is het kantoorhond-experiment bij Pfizer een succes? Reijalt vindt van wel. De band met collega’s voelt hechter. Weijers voegt daaraan toe: ‘Collega’s die wat afstandelijk lijken, worden met Chappie in de buurt opeens open en sociaal. Je gaat dan zelf ook anders met zo iemand om. Zo leer je die persoon beter kennen.’

Hoewel de hele afdeling zich over Chapstick ontfermt, is Monique Weijers de échte baas met wie de hond ’s avonds naar huis gaat. ‘Een hond moet een baas hebben,’ zegt ze. ‘Toen het idee op tafel kwam om een kantoorhond te nemen, heb ik mezelf voor die rol aangeboden. Eigenlijk wilde ik altijd al een hond, maar ik nam er geen omdat ik voltijds werk. Als ik op vakantie ben, logeert Chapstick bij Nancy en blijft hij gewoon naar kantoor gaan.’

Reijalt, grappend: ‘Hij is onze beste collega, maar hij krijgt geen vakantiedagen en geen salaris.’